
Trainingsbelastingmonitoring is het systematisch volgen van de belasting die een sporter ervaart tijdens training en competitie. Monitoring kan bijdragen aan het beter begrijpen van de relatie tussen belasting, herstel, blessure- of ziekterisico en prestatie[1-4]. Een geleidelijke opbouw van belasting is bijvoorbeeld in verschillende onderzoeken geassocieerd met een lager blessurerisico[4].
Verschillende vormen van trainingsbelasting
Binnen het begrip trainingsbelasting is een onderscheid te maken tussen interne en externe belasting, mechanische en fysiologische belasting, en objectieve en subjectieve meetmethoden (figuur 1).
Welke methode moet ik gebruiken?
Met alle methodes die beschikbaar zijn, kan het voor trainers soms moeilijk zijn om te bepalen welke methode(s) zij moeten gebruiken. Hieronder staan enkele voor- en nadelen van verschillende veel gebruikte methodes.
Externe belasting
Het meten van afgelegde afstand, snelheid of geproduceerd vermogen via gps of vermogensmeters wordt breed toegepast in duursporten en teamsporten[5,6]. Bij krachttraining is het getilde gewicht en aantal herhalingen een externe belasting. Deze gegevens zijn objectief en relatief eenvoudig en nauwkeurig te verzamelen[7,8]. Ook is het makkelijk deze gegevens te gebruiken om training voor te schrijven. Ze geven inzicht in de werkelijke output tijdens trainingen of wedstrijden. Het nadeel is dat deze methoden geen informatie geven over hoe het lichaam intern reageert op de belasting, noch over individuele vermoeidheid of herstelstatus[9]. Een identieke afstand of snelheid kan voor de ene sporter zwaar zijn, en voor de ander licht – afhankelijk van de fitheid, mentale toestand of blessuregeschiedenis.
Interne fysiologische belasting
Hartslagmetingen zijn een klassieke manier om interne belasting te beoordelen en kunnen – met een borstband – nauwkeurig worden gemeten. Ze worden gebruikt tijdens en na de inspanning, en ook in rust (bijvoorbeeld hartslagvariabiliteit). Hartslaggegevens kunnen vermoeidheid, herstel en intensiteit van inspanning reflecteren[10]. Wel zijn er beperkingen: hartslagreacties worden beïnvloed door stress, hydratatiestatus, slaap en temperatuur. Daarbij is hartslag minder nauwkeurig bij kortdurende explosieve inspanningen zoals sprints, omdat deze niet direct de intensiteit reflecteren. Ook bij krachttraining is hartslag om diezelfde reden geen goede indicator van de trainingsbelasting.
Interne subjectieve belasting
De RPE-schaal (bijvoorbeeld Borg-schaal 6–20 of CR10-schaal) vraagt de sporter om de ervaren intensiteit van een training of wedstrijd te beoordelen[11]. RPE is goedkoop, makkelijk te implementeren en zeer gevoelig voor veranderingen in trainingsstatus[12]. Toch is de betrouwbaarheid afhankelijk van de consistentie en eerlijkheid van de sporter, en vereist het training in het gebruik. RPE is te beïnvloeden door motivatie, de duur tussen de inspanning en het invullen van de RPE, stemming en context. Bijvoorbeeld: een sporter die wil worden geselecteerd voor het team geeft mogelijke lagere RPE-waardes om zo fitter te lijken. Toch biedt het waardevolle context bij objectieve metingen[12]. Een groot voordeel van RPE is dat het is te gebruiken bij alle type inspanning.
Interne en externe mechanische belasting
De meeste meetsystemen meten de fysiologische belasting zoals hartslag als lactaat. Ook de RPE reflecteert vooral een fysiologische belasting en in mindere mate de mechanische belasting: krachten die botten pezen en spieren ervaren[11]. Toch is ook het monitoren van mechanische belasting in veel sporten belangrijk, omdat de mechanische belasting een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van verschillende blessures[13,14].
De mechanische belasting wordt meestal als een externe belasting gemeten. Sensoren op het scheenbeen (tibia) kunnen bijvoorbeeld de versnelling van de scheen meten tijdens lopen. Een versnellingsmeter op het bekken kan het aantal sprongen en de spronghoogte meten. Hoewel de externe belasting relatief makkelijk is te meten, is er niet altijd een directe relatie met de interne weefselschade of bot-, spier- of peesbelasting[15,16].
Monitoren van het aantal sprongen/contactmomenten of het aantal gezette passen kan een flinke mismatch geven met de daadwerkelijke belasting, omdat de grootte van de kracht hierin niet wordt meegenomen. Bijvoorbeeld: lopen op een hogere snelheid leidt tot minder passen vanwege de grotere paslengte, maar de mechanische belasting is juist groter[17]. Ook deze gegevens moeten daarom met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
Conclusie
Trainingsbelastingmonitoring biedt waardevolle inzichten voor prestatie-optimalisatie en blessurepreventie. Studies tonen aan dat subjectieve methoden, waaronder RPE en wellness-vragenlijsten, bijzonder gevoelig zijn voor het detecteren van veranderingen in de fysieke en mentale toestand van sporters[12]. Desondanks is de consensus in de literatuur dat een combinatie van objectieve en subjectieve methoden de meest robuuste benadering biedt[12]. Geen enkele methode is op zichzelf volledig nauwkeurig en betrouwbaar, maar samen kunnen ze een completer beeld geven van de belasting-responsrelatie bij sporters. Coaches en sportmedische staf moeten zich bewust zijn van de beperkingen van elke methode, en een geïntegreerde aanpak hanteren die past bij de context van hun sport en de individuele sporter.
Belangrijkste implicaties voor coaches en sporters
- Combineer objectieve en subjectieve methoden voor een betrouwbaar totaalbeeld.
- Houd externe belasting bij, maar interpreteer deze data in samenhang met interne respons.
- Wees je ervan bewust dat de RPE vooral de fysiologische belasting reflecteert en in mindere mate de mechanische belasting.
- Bouw belasting geleidelijk op en monitor trends in plaats van losse meetmomenten.
- Train sporters in het correct invullen van subjectieve meetinstrumenten.
Bronnen
- Drew MK, Cook J, Finch CF. Sports-related workload and injury risk: simply knowing the risks will not prevent injuries. Br J Sports Med. 2016;Epub.
- Drew MK, Finch CF. The Relationship Between Training Load and Injury, Illness and Soreness: A Systematic and Literature Review. Sports Med. 2016.
- Drew MK, Purdam C. Time to bin the term ‘overuse’ injury: is ’training load error’ a more accurate term? Br J Sports Med. 2016;Online First.
- Soligard T, Schwellnus M, Alonso JM, Bahr R, Clarsen B, Dijkstra HP, et al. How much is too much? (Part 1) International Olympic Committee consensus statement on load in sport and risk of injury. Br J Sports Med. 2016;50(17):1030-41.
- Sanders D, Abt G, Hesselink MK, Myers T, Akubat I. Methods of monitoring training load and their relationships to changes in fitness and performance in competitive road cyclists. Int J Sports Physiol Perform. 2017;12(5):668-75.
- Mara JK, Thompson KG, Pumpa KL, Morgan S. Quantifying the high-speed running and sprinting profiles of elite female soccer players during competitive matches using an optical player tracking system. J Strength Cond Res. 2017;31(6):1500-8.
- Bouillod A, Soto-Romero G, Grappe F, Bertucci W, Brunet E, Cassirame J. Caveats and recommendations to assess the validity and reliability of cycling power meters: A systematic scoping review. Sensors. 2022;22(1):386.
- Townshend AD, Worringham CJ, Stewart IB. Assessment of speed and position during human locomotion using nondifferential GPS. Med Sci Sports Exerc. 2008;40(1):124-32.
- Borresen J, Lambert MI. The quantification of training load, the training response and the effect on performance. Sports Med. 2009;39(9):779-95.
- Achten J, Jeukendrup AE. Heart rate monitoring: applications and limitations. Sports Med. 2003;33(7):517-38.
- Van Hooren B. Praktisch kwantificeren van de trainingsbelasting. Mogelijkheden en beperkingen van de srpe-methode. Sportgericht. 2015;69(5):23-31.
- Saw AE, Main LC, Gastin PB. Monitoring the athlete training response: subjective self-reported measures trump commonly used objective measures: a systematic review. Br J Sports Med. 2016;50(5):281-91.
- Edwards WB. Modeling overuse injuries in sport as a mechanical fatigue phenomenon. Exerc Sport Sci Rev. 2018;46(4):224-31.
- Van Hooren B, Asthon-Miller JA. Acute Sports Injuries: Evidence for an Overuse Mechanism in Hamstring and ACL Injuries. Br J Sports Med. 2025;submitted.
- Matijevich ES, Branscombe LM, Scott LR, Zelik KE. Ground reaction force metrics are not strongly correlated with tibial bone load when running across speeds and slopes: Implications for science, sport and wearable tech. PLoS One. 2019;14(1):e0210000.
- Zandbergen MA, Ter Wengel XJ, van Middelaar RP, Buurke JH, Veltink PH, Reenalda J. Peak tibial acceleration should not be used as indicator of tibial bone loading during running. Sports Biomechanics. 2023:1-18.
- Van Hooren B, Van Rengs L, Meijer K. Per-step and cumulative load at three common running injury locations: the effect of speed, surface gradient and cadence. Scand J Med Sci Sports. 2024;34(2):e14570.